De doorstroomtoets is voor het eerst afgenomen ter vervanging van de eindtoets. Wat zijn de grootste veranderingen -behalve de naam? Hij wordt een stuk vroeger afgenomen -want dan zijn de adviezen binnen voordat de leerlingen zich in moeten schrijven op het middelbaar- en leerkrachten moeten hun advies verplicht naar boven bijstellen als dit uit de doorstroomtoets komt.
En verder niets.
Een gemiste kans voor kansrijk adviseren.
Weer een toets die niet kijkt naar talenten, sociaal-emotionele ontwikkeling, werkhouding, zelfvertrouwen etc. Terwijl als we als maatschappij daadwerkelijk kansrijk willen adviseren, kinderen willen stimuleren en aansluiten bij het kind, er zo veel meer is om naar te kijken dan scores op reken- en taalvaardigheid.
Kansrijk adviseren betekent dat er gekeken wordt naar de potentie van het kind. Dit gaat over de kracht en het vermogen om te groeien en doelen te behalen. Kansrijk adviseren is dus: datgene adviseren waar een kind het beste tot uiting en ontwikkeling kan komen. In een dusdanige omgeving kunnen kinderen floreren.
Waarom blijven we dan toetsen als de doorstroomtoets zo belangrijk maken? We laten ons op het gebied van advisering leiden door een momentopname op het gebied van rekenen en taal. Je zou je ook kunnen afvragen: is het kind op dit moment in staat om het volle potentieel te benutten? Past het type onderwijs dat aangeboden wordt in dit doorstroomniveau bij dit kind? Vindt het kind het type onderwijs dat aangeboden wordt leuk? Waarom zijn die momentopnamen ondergeschikt?
Waarom is het voornaamste commentaar: dat kinderen ‘nog een paar maanden moeten krijgen om toch nog net wat meer te ontwikkelen op bepaalde vlakken’ voor het doorstroom advies? We blijven toch leren na de basisschool? Waarom is die druk er dan om een bepaalde doorstroom te garanderen? Als maatschappij lijken we voornamelijk gericht zijn op prestatie in plaats van ontwikkeling bij uitstroom en advisering, we houden het zelf in stand.
Door angst.
Angst van volwassenen.
Waardoor de ervaren druk door kinderen alleen maar groter wordt.
We leren op de basisschool al dat dingen spannend vinden er soms bij hoort, dat angst een nuttige emotie is die ons beschermd tegen gevaar. Maar ook leren we dat er veel angsten bestaan die ons niet helpen, maar in de weg staan, omdat deze angsten spelen in situaties waar er geen gevaar heerst.
Dit lijken we als volwassenen soms te vergeten.
Als we als volwassenen de growth mindset en positieve coping stijlen zouden toepassen, óók als het op de ontwikkeling van onze kinderen aankomt (immers laten we onze kinderen infecteren met een growth mindset en positieve coping mechanismen), zouden we daadwerkelijk kunnen kijken naar wat past bij een kind. Daarbij ligt de nadruk niet op het niveau waarop je doorstroomt, maar dit heeft alles te maken met het doorstromen naar een plek waar het kind zichzelf verder kan ontwikkelen: op het gebied van vaardigheden, identiteit, interesses, coping mechanismen en instrumenten voor zelfontplooiing.
Een type gesprek waar leerkrachten voor open staan, maar nog niet altijd kunnen voeren.